Interview met Donné Slangen, directeur Natuur bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Directeuren-generaal en directeuren aan het woord in het boekje Omgevingswet in uitvoering. "De Omgevingswet leeft op ons ministerie, maar we oefenen nog te weinig."

Portret Donné Slangen
Donné Slangen, directeur Natuur bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

“Ongeveer tien jaar geleden werkte ik bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de voorloper van het huidige Infrastructuur en Waterstaat. We liepen daar regelmatig vast op wegenbouwprojecten, met grote vertragingen als gevolg. Eerst dachten we dat wetgeving de veroorzaker was, maar uit een analyse bleek dat niet het grootste probleem. Het ging mis bij de manier waarop we werkten. Wat er namelijk veel gebeurde, was dat onze projectmanagers steeds nieuwe risico’s zagen en die eerst wilden ‘wegmanagen’. Op zich begrijpelijk; zij werden afgerekend op of hun projecten wel aan alle regels hadden voldaan. Maar de afstand tussen wat er op straat moest gebeuren en wat er door beleidsmensen en management werd verwacht, was daardoor groot. De wetgeving moest een andere positie krijgen, realiseerden we ons. Daarmee werden de eerste aanstalten gemaakt voor de Crisis- en herstelwet, de voorloper van de Omgevingswet die volgde toen het kabinet-Rutte 1 ging regeren. Ik ben meegegroeid met het dossier.”

Zeewier tussen de windmolens

Waarom de Omgevingswet zinvol is? Integraliteit en participatie zijn belangrijke uitgangspunten van de Omgevingswet.

"Een goed voorbeeld is de Noordzee. Daar heeft iedere sector – visserij, natuur, energie, recreatie – een eigen ruimte. De Noordzee zit vol en de verschillende belangen zijn groot. Maar een defensieve houding levert niets op. Juist door met elkaar om de tafel te gaan en open te staan voor nieuwe ideeën en kansen, kunnen de meest waardevolle combinaties van projecten ontstaan. Verschillende belangen kunnen hierbij elkaar versterken. Een simpel voorbeeld hiervan is dat tussen de windmolens op de Noordzee kweekvelden voor zeewier worden aangelegd. Dat is werken volgens de Omgevingswet.

"Waardentaal begrijpt iedereen, vaktaal is lastiger"

Een dergelijk gebiedsproces begint wat mij betreft met het ophalen van waarden. Zo startten we bijvoorbeeld ook in het IJsselmeergebied. Daar ging een landschapsarchitect met de stakeholders van het gebied in gesprek over wat het gebied voor hen betekende, welke waarden er volgens hen bij pasten. Openheid, schone energie en de oude kust sprongen eruit. Vervolgens bestudeerden we de opgaven en koppelden die aan de waarden. Op die manier kwamen we tot het plan om langs de kust van Flevoland een groot aantal windmolens te plaatsen en aan de Noord-Hollandse zijde meer te focussen op natuur en de oude kust.

De ‘waardentaal’ van verschillende partijen komt meestal overeen, maar dat geldt niet voor de vaktaal die ze gebruiken. Dat is vervelend, want daardoor begrijpen ze elkaar niet of nauwelijks meer. Dat probleem kunnen we alleen oplossen door in elkaar te investeren, echt naar elkaar te luisteren. Ik vind dat daar een taak ligt voor ons als openbaar bestuur. Wij moeten in staat zijn om de verschillende talen bij elkaar te brengen en transparant te zijn richting de initiatiefnemer over de keuzes die we daarover maken.”

Ver van de praktijk

“De Omgevingswet leeft wel op ons ministerie, maar we oefenen er nog te weinig mee, vind ik. We staan nog te ver af van de praktijk. Vanuit de directie sturen we medewerkers letterlijk het land in, naar de provincies en gemeenten waar ‘het’ gebeurt. Pas als je begrijpt hoe en waarom mensen afwegingen maken, kun je er een mening over vormen en eventueel bepalen dat dingen anders moeten.

Ik denk dat de verbinding met andere overheden voor de sector natuur extra belangrijk is. Juist op lokaal niveau zijn er kansen om de natuur te versterken door de juiste verbindingen te leggen en kansen te zien. Denk aan natuurinclusief bouwen, waar zowel natuur als mensen voordeel van hebben. Zo zijn er veel mooie initiatieven op lokaal niveau.

Maar we hebben bepaald niet goed voor de natuur gezorgd het afgelopen decennium. Dat heeft als gevolg dat we nu voor een grote opgave staan, waarvoor het zoeken van verbindingen essentieel is. Waar er gelegenheid is voor luisteren en samenwerken en het vinden van kansen, die vooral voor onze natuur goed zijn. En die tegelijkertijd of juist daardoor ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen.”

Vertrouwen is een onderliggend principe van de Omgevingswet. Voel je dat dit er is?

De Wet natuurbescherming is een ‘nee, tenzij’-wet, gericht op beschermen. Logisch, want natuur is kwetsbaar. Tegelijkertijd is dat lastig, want de Omgevingswet, waar natuurwetgeving in opgaat, vraagt om een ‘ja, mits’- houding. Die houding vraagt vertrouwen in initiatiefnemers en dat zit nog niet zo in de cultuur van natuur. Persoonlijk denk ik dat regels niet de oplossing zijn. Met wat je vandaag bedenkt, loop je morgen vast. Tegelijkertijd bieden regels ook houvast en zorgen voor kaders die helpen bij de bescherming van onze waarden.

Directeuren-generaal en directeuren bij het Rijk aan het woord

Wat betekent de komst van de Omgevingswet voor de directeuren-generaal en directeuren bij het Rijk? Hoe kijken zij aan tegen de bijbehorende voorbereiding en samenwerking? In het boekje Omgevingswet in uitvoering (pdf, 1.2 MB) vertellen directeuren-generaal en directeuren van verschillende departementen en uitvoeringsorganisaties wat hen bezighoudt in aanloop naar de Omgevingswet. Wat gaat goed, wat kan beter en hoe doen ze dat? Op welke voorbeelden zijn ze trots? En hoe zijn ze zelf een voorbeeld? Ook gaan de geïnterviewden in op het begrip vertrouwen, een onderliggend principe van de Omgevingswet. Voelen zij dat het vertrouwen er is? Lees en laat je inspireren