Tekst 4 september 2020
Foto Riesjard Schropp

Het hele systeem moet dansen

Met de reeks ‘De Omgevingsdialoog’ staan we stil bij de uitdagingen en kansen die de Omgevingswet biedt in de regio. Hier zijn omgevingsdiensten, gemeenten, provincie en hun samenwerkingspartners hard aan het werk om invulling te geven aan het werken met de wet. Dit keer gaan Jan Willem Strebus (directeur Omgevingsdienst Twente), André Mutter (directeur Omgevingsdienst Midden-Holland), Janke Krommendijk (programmamanager Omgevingswet gemeente Almelo) en Jelleke Versteeg (concernmanager Ruimte gemeente Waddinxveen) met elkaar in gesprek.

De Omgevingsdialoog

De reeks ‘De Omgevingsdialoog’ belicht de onderlinge samenwerking tussen omgevingsdiensten, gemeenten, provincie en andere samenwerkingspartners binnen de regio. Dit wordt gedaan via informele ‘rondetafelgesprekken’. Omgevingsdiensten en hun partners bespreken de kansen en uitdagingen die de komst van de Omgevingswet met zich meebrengt. De producten en diensten van omgevingsdiensten komen aan bod, gekoppeld aan concrete voorbeelden.

Tijdens de omgevingsdialoog staan we stil bij de uitdagingen en de kansen die de Omgevingswet
in de regio biedt.
Dit keer wordt het gesprek gevoerd tussen
de omgevingsdiensten van Twente en Midden-Holland en de gemeentes
Almelo en Waddinxveen.


Je moet verbinding zoeken met verschillende partijen waar je normaal gesproken wat minder
een relatie mee hebt.


We zijn al heel lang met elkaar
in een werkgroep waarbij we
eigenlijk alle gemeenten die in de regio
zitten aan tafel hebben.


In het begin was het alleen maar
een kennisuitwisseling en nu zie je
dat we ook werkgroepen vormen en echt
kijken: wat kunnen we samen doen?


Er is eigenlijk al 33 jaar samenwerking.
Dat zit in de genen van onze gemeente.


Wat je ziet is dat als je goed investeert
in de relaties met elkaar dan ontstaat er vanzelf vertrouwen
en als dat resultaten geeft dan zoeken mensen elkaar
vanzelf weer op.


Wij hebben intern een soort intaketafel,
een omgevingstafel light.


Vraag 1 is: aan welke beleidsdoelstellingen
draagt dit initiatief bij?


Vraag 2 is: welke haken en ogen zien we?


Vraag 3: hoe zijn die haken en ogen
op te lossen?


Wat wij doen: samen met de gemeente
Almelo hebben wij een project om met concrete casussen
het gewoon te doen.

Ik geloof heel erg dat je het vooral moet
doen, daar leer je het meest van.

Bij ons in de regio zijn we al een tijdje aan
het oefenen met de Omgevingswet.


Dat doe je de ene keer wat groter
dan de andere keer.

Maar het mooiste en dat kwam ook uit
dit gesprek, is dat je eigenlijk op kleine onderwerpen al aan het werken bent
zoals je in de nieuwe constellatie zou willen.


Wat wij in onze eigen organisatie doen,
is proberen iedere keer via quizzen...


en andere manieren mensen op de hoogte
te brengen van wat er aankomt en speelt.


Ik vond het heel erg leuk om van elkaar
te horen: hoe loopt de samenwerking?


Waar loop je tegenaan?
Hoe los je het op?


Het is leuk om te zien dat zo'n heel
andere regio op dezelfde manier
naar vraagstukken kijkt.


Met elkaar merk je dat de verschillen
minder groot zijn dan het ogenschijnlijk lijkt.


Daarom is het ook heel goed denk ik om
met elkaar uit verschillende landsdelen in gesprek te zijn over ontwikkelingen.


Het geeft ook precies aan wat noodzakelijk
is om straks succesvol te zijn bij de implementatie
van de Omgevingswet.


Ik heb uit dit gesprek geleerd dat we
ons moeten blijven concentreren op de verbinding met onze gemeenten.


Je mag ook je eigen belang
op tafel leggen maar ook: wat is je
gemeenschappelijke belang?


Ik heb er meer uitgehaald dan
ik ooit dacht van tevoren.

Dat je continu open moet blijven staan
voor die wisselende samenwerking en het zorgen voor de
verbinding met elkaar.

Jan Willem Strebus
Jan Willem Strebus, directeur Omgevingsdienst Twente

Omgevingsdienst Twente: opgericht in 2019

Als jongste omgevingsdienst van Nederland steekt de organisatie nog veel energie in het aangaan van relaties met de gemeenten die ze bedient – veertien in totaal. Twente is benieuwd hoe een van de oudste omgevingsdiensten van Nederland bepaalde zaken aanpakt. Ze gaan er in gesprek met de al 33 jaar actieve Omgevingsdienst Midden-Holland. Na zoveel jaar is de samenwerking in die regio inmiddels een gespreid bedje, zou je zeggen. Enerzijds is dat ook zo, maar het blijkt ook niet helemaal vanzelf te gaan.

Jelleke Versteeg
Jelleke Versteeg, concernmanager Ruimte gemeente Waddinxveen

Vertrouwen winnen

De Omgevingsdienst Twente heeft veel geleerd van andere omgevingsdiensten over het winnen van vertrouwen en het versterken van relaties. In Twente is dat misschien wel extra lastig, vertelt Jan Willem: “Twentenaren kunnen behoorlijk sceptisch zijn ten aanzien van veranderingen en kijken liever een tijdje de kat uit de boom. Die houding staat ook wel bekend als het Twentse K.W.W.: ‘kieken wat ’t wordt’. Je moet ze overtuigen met daden. Vertrouwen krijg je niet zomaar, je moet het echt verdienen. Gemeenten dragen nu taken over die ze jarenlang zelf hebben gedaan. Wij zoeken hen op en proberen te laten inzien dat ze er vooral iets bij krijgen. Wij hebben contacten binnen Twente, maar bijvoorbeeld ook met andere omgevingsdiensten, VNG, IPO, Deltares, universiteiten en agrarische instellingen. Al die kennis kunnen we doorsluizen naar de gemeenten. Vertrouwen is cruciaal. Je moet elkaar vastpakken, dansen op tafel.”

Beide omgevingsdiensten wisselen veel kennis uit met hun collega’s in andere regio’s. Toen er een plan werd voorgelegd om een nieuwbouwwijk naast een kippenboer te bouwen, zocht regio Midden-Holland contact met Omgevingsdienst Brabant Noord. “In Noord-Brabant staan veel megastallen, daar hebben ze veel ervaring met geuroverlast. Een van de medewerkers uit Cuijk heeft zelfs bij ons aan tafel gezeten. Uiteindelijk is het een mooie oplossing geworden”, vertelt Jelleke.

André Mutter
André Mutter (directeur Omgevingsdienst Midden-Holland)

Blijven knokken voor nabijheid

André werkt vanuit de omgevingsdienst Midden-Holland samen met zes gemeenten. De samenwerking gaat al zo ver terug, dat hij de gemeente-ambtenaren inmiddels als zijn directe collega’s ziet. Zijn samenwerkingspartner Jelleke voelt dat net zo. “Er is geen afstand, ook letterlijk niet: voor de coronacrisis zaten mensen van de omgevingsdienst fysiek bij ons op kantoor. Wij zien hen als een extra afdeling van de gemeente. Hun winst heeft zich allang bewezen. De samenwerking is een automatisme geworden en is ook nooit veranderd. Ook niet toen zij bijvoorbeeld bouw- en woningtoezicht overnamen. De lijnen bleven even kort, ook al zat er 5 kilometer tussen de twee gebouwen.” Wat is dan concreet de opbrengst van die goede samenwerking, vraagt Janke. “Een goede dienst”, zegt André. “Wij voeren het bouw- en woningtoezicht zo’n 20% goedkoper uit dan de gemeente dat deed. Maar je moet blijven knokken voor die nabijheid. Bouw- en woningtoezicht ligt vaak bestuurlijk gevoelig. De wethouder kan het gevoel krijgen dat hij zijn greep erop verliest. Wij moeten erop letten dat we comfort blijven bieden en niet in een ivoren toren gaan zitten. Het vertrouwen komt te voet en gaat te paard.”

Janke Krommendijk
Janke Krommendijk, programmamanager Omgevingswet gemeente Almelo

Wie doet wat?

Het verschilt per gemeente hoeveel taken ze overdraagt. Hoe ga je daarmee om als omgevingsdienst? André: “De gemeenten zijn bezig om een nieuw beleid op te stellen in het omgevingsplan. Het zou mooi zijn als we hetzelfde beleid voor alle zes gemeenten kunnen uitvoeren, maar dat gaat nooit gebeuren.” Jelleke voegt daaraan toe: “Gouda laat veel bouw- en woningtaken door de omgevingsdienst doen, Krimpenerwaard veel minder. Gemeenten verschillen nu eenmaal van elkaar in belangen, vraagstukken en politieke kleur. Die verschillen zijn typerend voor de regio Midden-Holland en die moet je respecteren. Tegelijkertijd proberen we zoveel mogelijk te zoeken naar gelijkenissen.” André is ervan overtuigd dat het ook een kwestie van tijd is. “Uiteindelijk zullen gemeentes zeggen: het is toch handiger als jullie dit voor ons doen. Omdat ze zien dat het bij andere gemeentes goed werkt.” Als omgevingsdienst kun je bepaalde taken ook weigeren, vindt hij: “Wij willen graag dat gemeenten Ruimtelijke Ordening bij zich houden. Dat ligt politiek zo gevoelig, wij blijven liever bij onze adviesrol. Je kunt zelf bepalen welke taken je op je wilt nemen.” Janke reageert bewonderend: “Dat vind ik krachtig, om bij je kerntaken te blijven.”

Wel of niet met de vuist op tafel?

Wat is nou de beste rol die je als omgevingsdienst kunt innemen, vraagt Janke zich af. “Enerzijds is de gemeente de opdrachtgever, anderzijds wil je haar als een gelijkwaardige partner behandelen. Hoe ga je daarmee om?” André: “Wij geven advies en daarna is de keuze aan de gemeente. Maar als de veiligheid in het geding komt, kun je als omgevingsdienst wel met de vuist op tafel slaan.” Jan Willem denkt daar iets anders over: “Je hebt toch altijd een onafhankelijke adviesrol?” Voor André verschilt dit per kwestie. “Als het gaat over geuroverlast, kun je de wethouder waarschuwen voor een berg klachten en het daarbij laten. Maar als er een school naast een lpg-pompstation wordt gebouwd, kun je wel een extra slag maken. Je moet ook je medewerkers in bescherming nemen.”

Omgevingstafel light

De gemeente Almelo is een pilot gestart met een intaketafel. Die beoordeelt op hoofdlijnen of een initiatief kansrijk is. Gaan de lichten op groen, dan wordt het initiatief verder besproken aan de omgevingstafel. Janke: “Alle ketenpartners doen mee in de pilot van de omgevingstafel. We leren door te doen. We zijn bijvoorbeeld nog aan het onderzoeken hoe het efficiënter kan. Daarnaast hebben we het Kennisplatform Twente opgericht om voorbereidend werk te doen en te onderzoeken waar we kunnen samenwerken. In werkgroepjes worden thema’s binnen de Omgevingswet uitgewerkt, zoals de bruidsschat, het DSO en de toepasbare regels.”

De gemeente Waddinxveen experimenteert al een jaar of vier met een ‘omgevingstafel light’, zoals Jelleke het noemt. “We zitten er met alle disciplines, behalve de brandweer en het waterschap. De groep wordt nog uitgebreid, en over de officiële omgevingstafel zijn we in gesprek. We bedenken nu per initiatief wie er aan tafel moet zitten. Twente is meer geïndustrialiseerd dan onze regio, daar is de urgentie voor een omgevingstafel groter.” Janke reageert: “Als je gewend bent om veel samen te werken, bespreek je ook kleine initiatieven integraal. Bij ons bepaalt het initiatief wie er aanschuift bij de omgevingstafel. Iedereen moet op z’n eigen manier leren werken met de Omgevingswet, dat verschilt per regio.”

Je moet anders denken om tot goede beslissingen te komen, creatiever. Het hele systeem moet dansen.

Gezond verstand

Bij het beoordelen van de initiatieven wordt vooral in mogelijkheden gedacht. Niet voor elke medewerker is dat even makkelijk. Jan Willem: “Het uitgangspunt is telkens: hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken? We willen ons niet verschuilen achter normen. Voor sommige medewerkers blijkt dat alleen nog lastig.” Jelleke erkent dat alles valt of staat met de mensen. “Wij hebben ons aannamebeleid erop aangepast en meer verbinders aangenomen. We moeten af van de niet-mijn-toko-houding. Natuurlijk heb je ook critici nodig, maar je wilt niet altijd handhaven. De gemeente Waddinxveen heeft 80% van de welstand afgeschaft. Dat zorgt niet voor excessen; een groen huis tussen allemaal witte huizen gebeurt eens in de honderd jaar. Daar hoef je echt niet een beslisboom voor te maken. Je moet je gezond verstand blijven gebruiken.”

Risico’s blijven toch wel bestaan, beaamt Jan Willem. “Je hebt bestuurlijke lef nodig. Maar soms is het toch lastig. Neem bijvoorbeeld het Hapskamp in Apeldoorn, een prehistorisch kamp voor kinderen. Daar had ik mee te maken in mijn vorige functie als directeur van Omgevingsdienst Veluwe IJssel. Een ouder klaagde over de veiligheid vanwege het open vuur. Het lag gevoelig, want het Hapskamp is er al generaties lang. We hebben toen overlegd met de brandweer, het waterschap, de ouders en de school wat aanvaardbaar is. Uiteindelijk hebben we de risico’s verkleind en toch het karakter van het kamp behouden. Je moet anders denken om tot goede beslissingen te komen, creatiever. Het hele systeem moet dansen.”

Geschaafde knie is niet erg

Werken met de Omgevingswet is een enorme transitie. Het hoeft niet meteen goed te gaan, en dat kan ook niet, zegt André: “Het is onmogelijk om alles al rond te breien, we gaan sowieso op ons gezicht. Ik kon ook niet meteen lopen.” Jan Willem vult aan: “Het Rijk moet beseffen dat werken met de Omgevingswet een forse transitie is. Het is een spannende en leuke opgave. Maar we hebben ook rust nodig om ons erop te kunnen focussen." “Inderdaad”, zegt André. “Rustig leren lopen. En een geschaafde knie is niet erg.”